7
Hoofdstuk 1
‘We zijn er bijna!’ roept Bart.
De trein rijdt een lange, donkere tunnel in.
Opa zit te dutten.
Hij schrikt wakker van Bart.
‘Nu al?’ bromt opa.
Hij wrijft over de punten van zijn snor.
Die staan nu in een krul omhoog.
‘Geen gezicht!’ zegt oma.
‘Die snor mag best korter.’
‘En dan zeur jij weer, dat ik zo prik,’ zucht opa.
‘Bart, jongen! Vrouwen! Begin er nooit aan.
Ze weten altijd alles beter... denken ze.’
Bart knikt.
Een priksnor is veel mooier, denkt hij.
Opa pakt zijn blauwe koffer op wieltjes.
De trein remt en stopt op het station.
Ze zijn op Schiphol.
Een grote jongen met drie tassen dringt voor.
Hij botst tegen Bart.
Bart valt bijna om.
Opa gaat heel breed staan.
Hij schudt zijn hoofd en moppert:
1,2 4,5,6,7