De hut van oom Tom - page 6

10
erg hij dat ook vindt. Hij is, in tegenstelling tot zo vele anderen,
goed voor zijn slaven. Je kunt zien dat hij een echte heer is, voor-
naam en deftig.
De ander, slavenhandelaar Haley, is een heel andere man. Hij
probeert zich wel heel deftig voor te doen, maar uit alles blijkt dat
hij dat niet is. Zijn kleding is té zwierig en de taal die hij gebruikt
is té ruw.
De heren kunnen het maar niet met elkaar eens worden. Meneer
Haley zegt: ‘Doe er nog een jongen of een meisje bij, meneer
Shelby.’
‘Ik denk niet dat er nog iemand is die ik missen kan.’
Op dat moment gaat de deur open. Een jongetje van een jaar of vijf
komt de kamer binnen.Het is eenheel parmantig ventje, lichtbruin
van kleur met glanzende zwarte krullen.
‘Hé, Harry,’ zegt meneer Shelby, ‘hier, pak aan!’ Hij gooit hem een
trosje druiven toe.
‘Kom eens hier, Harry, laat die meneer eens zien hoe je kunt dan-
sen en zingen.’
Het ventje begint met een heldere stem een vrolijk negerliedje te
zingen.
‘Geweldig,’ vindt meneer Haley.
‘Harry,’ zegt meneer Shelby, ‘nu moet je eens lopen zoals meneer
Cudjoe doet als hij last van reumatiek heeft.’
Meteen neemt het kereltje de stok van zijn meester en loopt als
een krom, oudmannetje door de kamer. De beide heren schateren
van het lachen.
‘Bravo,’ roept meneer Haley, ‘wat een jongen! Geweldig! Zeg, me-
neer Shelby, doe die jongen erbij, dan ben ik tevreden. Goed?’
Vóórmeneer Shelby antwoordkangeven, komt er een jonge vrouw
de kamer in. Ze is een halfbloed en heeft dezelfde glanzende ogen
als Harry. Je kunt direct zien dat het de moeder van het jongetje
is.
1,2,3,4,5 7,8,9
Powered by FlippingBook