11
De tranen springen op zijn wangen.
Geeske kijkt naar Gijs.
Je hebt hem laten schrikken, zegt Gijs.
Hij slaat een arm om Petertje heen.
Stil maar.
Petertje wordt niet stil.
Gijs pakt een rammelaar.
Geeske klapt in haar handen.
Gijs trekt rare gezichten.
Het helpt niks.
Geeske pakt een stukje chocola
en duwt het in zijn mondje.
Petertje zuigt erop.
Dan is hij stil, helemaal stil.
Geeske pakt nog een stukje
en stopt het in zijn handje.
Petertje kijkt ernaar.
Hij knijpt erin.
En stopt het in zijn mondje.
Petertje smult.
Zijn mond is helemaal bruin.
Hij veegt over zijn wang.
Die wordt ook bruin.
Het zit op zijn neus.
In zijn haar en op zijn truitje.
Dan komt de buurvrouw thuis.
Alles goed gegaan?
Ja, hoor.
Dan ziet ze Petertje.
Ooh, wat is dat een vies varkentje.
1,2,3,4 6,7