10
2. Oppassen
Tik-tik-tik.
De buurvrouw tikt tegen het raam.
Ze roept.
Gijs en Geeske gaan naar de buurvrouw.
Willen jullie oppassen?
Ik moet even naar de bakker.
Dat willen Gijs en Geeske wel.
Ze krijgen allebei een stuk chocola.
Mmm... lekker. Dank u wel.
De buurvrouw gaat gauw weg.
Gijs en Geeske zitten op de bank.
Petertje zit in de box.
Ze kijken naar Petertje.
Hij is lief, hè.
Ja, zegt Gijs.
Oppassen is niet moeilijk.
Geeske staat op.
Ze loopt naar de box.
Ze lacht naar Petertje.
Petertje lacht niet terug.
Ze kietelt hem in zijn nekje.
Petertje vindt het niet fijn.
Hij kijkt bang.
Hij wil naar mama.
Hij gaat huilen, heel hard.
Zijn mond staat helemaal open.
Hij wordt helemaal rood.
1,2,3 5,6,7