8
1. De muziekoptocht
Gijs houdt van muziek.
Van harde muziek.
Kom, we maken een muziekoptocht, zegt Gijs.
Ja, roept Geeske.
Ze lopen naar de keuken.
Gijs pakt twee deksels uit de kast.
Geeske een pan en een pollepel.
Daarmee maken ze muziek.
Gijs zwaait met de deksels langs elkaar.
Dat maakt een mooi geluid.
Geeske slaat met de pollepel op de pan.
Bom-bom-bom.
Ze lopen achter elkaar.
Door de tuin.
En dan op de straat.
Het gaat heel mooi.
En heel hard.
Daar komt Tom.
Tom doet ook mee.
Daar komt Klaas.
Klaas heeft een trompet.
Een echte.
Het klinkt heel mooi.
Daar komt Guus.
Guus heeft een fluit.
Achter elkaar lopen ze door de straat.
Voorop loopt Miep.
1 3,4,5,6,7