8
Hij kruipt onder het prikkeldraaddoor het weilanduit en loopt
in de richting van de loods.
Daar aangekomen drukt Gerard zich tegen de muur van de
loods. Hij kijkt nog eens rond. De sterren twinkelen aan de
hemel.
‘De vierde dag deed Hij de hemellichten komen,’ schiet het
door zijnhoofd. Achwat!Met eenkwaadgezicht loopt hij uit de
schaduw het erf op. Hij heeft al lang gebroken met het geloof.
Hij hoeft er niets meer over te horen.
Tussen twee loodsen door loopt hij in de richting van de boer-
derij. Ineenvande loodsenbegint eenkoe te loeien. Verschrikt
staat Gerard stil. Hij glipt een deur binnen en wacht af. Het
loeien is snel over. Hij kijkt om het hoekje van de muur. Op
het erf bij de boerderij ziet hij niemand. In de boerderij zijn
alle lichten uit.
Hij komtweeruit zijnschuilplaats tevoorschijnenloopt verder.
Nu is hij de boerderij op zo’n tien meter genaderd. Voor hem
ligt een pleintje. Midden op het pleintje staat een ouderwetse
waterput.Gerardkijktnaardeboerderij.Zijnhartbegint sneller
te kloppen. Nu gaat het echt gebeuren!
Hij zet de jerrycannaast deachterdeurneer enhaalt eenbreek-
ijzer uit zijn rugzak.
Met kracht wrikt hij de achterdeur los. De deur klapt open.
Gerard houdt met zijn knie de deur tegen. Het breekijzer ver-
dwijnt weer in de tas en Gerard loopt met de jerrycan in zijn
hand het huis binnen.
Het ruikt er naar schone was. In het halletje laat hij zijn ogen
evenaanhet donkerwennen.Dan loopt hij verder. Indewoon-
kamer staan een grote eettafel met stoelen, een zithoek en een
1,2,3,4,5 7,8,9,10