7
Woord vooraf
D
AVID, de man naar Gods hart, schrijft in Psalm 22
vers 11b: ‘...van de buikmijnermoeder aan zijt Gij mijn
God’. Wie zijn moeder geweest is en hoe haar naam luidt, is
ons onbekend. Wel lezen we van haar in Psalm 22:11a een
rijk getuigenis: ‘Op U ben ik geworpen van de baarmoeder
af.’ Onze vaderen schrijven in kanttekening 15: ‘Dat is, aan
Uw zorg en bewaring bevolen; een gelijkenis, genomen van
een vroedvrouwof een voedster, die het nieuwgeboren kind
op de knieën of in haar schoot ontvangt en koestert.’ Het
was blijkbaar een biddende moeder, die ware moederliefde
vertoonde in de binnenkamer!
In dit boek komen zestien moeders voor het voetlicht: acht
vanuit het Oude Testament en acht vanuit het Nieuwe Tes-
tament. Veel verschillende moeders tekent ons de Heilige
Schrift: godvrezend of goddeloos, tobbend met een ziek
lichaamof met de nood van eenkind, aanvankelijk kinderloos
of gezegendmet een tweeling.Als laatstemoederfiguur komt
de Kerk, moeder van Christus, aan de orde.
Onze hartelijke wens en bede is dat er veel moeders mogen
zijn als de onbekende moeder van David, die worstelde om
het zielenheil van haar kind. En onder ‘moeders’ rekenen
1,2,3,4 6,7,8,9,10,11