9789033130601

17 daar he-le-maal geen reden voor is. Dat ík onredelijk ben, dat ík nooit eens iets voor een ander over heb en dat ík niet meetel. Er lijkt een orkaan in mijn hoofd los te barsten. Ik pak mijn kussen en smijt het tegen de deur. ‘Nee, ik wil niet praten. En ik heb ook geen trek.’ ‘Laat maar, Freek,’ roept mijn moeder. ‘Dan eet ze maar niet.’ ‘Maar je krijgt ook niks anders, hoor,’ roept mijn vader. Nou, dan toch niet! Ik hoor dat mijn vader naar beneden loopt. De keukendeur valt dicht. Ik hoor vaag geroezemoes. Misschien reageerde ik wel vreselijk kinderachtig. Wie maakt er nou zo’n toestand om een pannenkoek? Kim vast niet. Die zou alleen denken: lekker, pannenkoeken. Ik ben vast de enige die zo apart doet. Zou iemand begrijpen dat het helemaal niet om die pannenkoeken ging? De tranen druppelen langs mijn wangen. Als ik gewoon mijn mond had gehouden, dan hadden we nu gezellig met z’n vie- ren aan tafel gezeten. Dan hadden we een wedstrijd gedaan wie het eerst zijn eerste pannenkoek op had. Mijn vader zou het startschot gegeven hebben waarna we allemaal zouden zijn aangevallen, behalve mijn moeder dan, die ons geleerd heeft om netjes te eten. Grote kans dat ik zou winnen. En nog gro- tere kans dat mijn vader, nadat hij het laatste stukje had door- geslikt, lachend zou zeggen: ‘Ja, tegen die grote mond van jou kan ik niet op.’ Ik veeg de tranen van mijn wangen. Was alles nog maar zoals vroeger. Zou het anders zijn geweest als Yannick drie jaar ge- leden gewoon zijn verstand had gebruikt? Zou hij dan net als ik behandeld worden? De vragen tollen door mijn hoofd. Oude vragen, maar nooit een nieuw antwoord. Ik weet het gewoon niet. Niemand weet het. Maar het was toch ook zijn eigen fout? Er klinkt gelach van beneden. Zou mijn vader nu gewonnen hebben? Ze zijn mij vergeten. Helemaal vergeten! Ik draai me om. Ik kan maar beter hele-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==