Wereld aan de overkant

7 Joep staat even stil om zijn ogen te laten wennen aan de don- kere ruimte. Dan ziet hij het roestige slot. Zijn hart gaat sneller kloppen. Er zit een sleuteltje in! Een beetje voorovergebogen blaast hij het stof eraf. In het schemerige licht van de schuur ziet hij dat er vlekken op de sleutel zitten en hij voelt de ruwe plekken van roest. Daar moet ik een fles cola voor kopen, denkt Joep, terwijl hij het sleuteltje probeert om te draaien. Het wil niet. ‘Harder wrikken durf ik niet,’ mompelt hij tegen zichzelf. ‘Als het afbreekt, ben ik verder van huis.’ Hij zet zijn schouder stevig tegen het deurtje en duwt.Tegelij- kertijd draait hij het sleuteltje voorzichtig naar links. Het piept en kraakt droog in het slot, maar de sleutel draait mee. ‘Klik!’ ‘Yes,’ zegt Joep zachtjes en hij drukt de deurkruk naar beneden. ‘Pfieuw.’ Het deurtje lijkt te zuchten, de scharnieren jammeren. Dan geeft het mee en slaat het krassend naar buiten toe open. Een muffe, ouwesokkenlucht komt Joep tegemoet. Als hij de hoge stap naar binnen neemt, blijft hij staan. Het is binnen echt stikdonker. Zelfs als hij zijn ogen aan het donker heeft laten wennen, kan hij niet veel zien. ‘Geen wonder,’ mompelt Joep. ‘Het is achter in de schuur sowieso al donker, dus hier binnen al helemaal.’ Hij draait zich om en stoot zijn hoofd tegen de bovenpost van het deurtje. Hij merkt het amper en wrijft een keer over zijn voorhoofd. Dan springt hij naar buiten, de schuur weer in. Z’n zaklamp!

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==