Piet Storm en de race tegen de klok - page 2

7
- 1 -
Cas
‘Mama, niet hui-len.’ Voorzichtig slaat Cas een arm om de nek
van zijnmoeder en drukt met een paar tuitlippen een dikke kus
op haar wang.
Mama strijkt hem over zijn steile haardos. Ze kijkt hem in zijn
schuinstaande ogen. ‘Cas, je bent een lieve jongen. Het is voor
jou ook moeilijk.’
‘Ik ook hui-len,’ zegt Cas. Hij laat zijn tong langs zijn lippen gaan
en snift een keer.
‘Zo lang er leven is, is er hoop,’ zegt moeder. Ze veegt een traan
van haar wang.
‘Wat is hoop?’ vraagt Cas.
Moeder denkt even na hoe ze dat Cas zal uitleggen. ‘Roan is
erg ziek, maar ... hij leeft. En zolang hij leeft, kan hij nog beter
worden, Cas. Roanmoet geopereerd worden. Dan krijgt hij een
nieuwe lever in zijn buik, anders ...’ Moeder zwijgt en kijkt naar
de grond. ‘Een lever is een orgaan dat je nodig hebt om te kun-
nen leven. Die van Roan is stuk. Daarommoet hij er een krijgen
van iemand anders.’
Cas kijkt zijn moeder aan. ‘Heb ik ook le-ver?’
‘Ja, die hebben alle mensen, Cas.’
‘Loan mag mijn le-ver hebben,’ stelt Cas voor.
‘Nee joh, gekkie,’ glimlacht moeder door haar tranen heen.
1 3,4,5
Powered by FlippingBook