10
zak haalt hij een aansteker. Een vlammetje licht op. Het laken
vat vlam.
Gerard doet snel een stap naar achteren. Meteen een felle
lichtflits. Verschrikt duikt hij de kamer uit. Als hij weer in de
kamer kijkt, ziet hij dat devlammengretigomzichheenvreten.
Dikke rookwolken stijgen naar het plafond.
Hij komt overeind en rent de trap af. Hij moet hier nu zo snel
mogelijk weg! Via het halletje verlaat hij het woonhuis. Op het
erf kijkt hij achterom. Op de bovenverdieping is een felle gloed
te zien. Onmiddellijkdraait hij zichomenzet het opeen lopen.
De rugzak schommelt op zijn rug. Via het weiland komt hij in
het bosje.Hij baant zicheenwegdoorde struiken inde richting
van zijn auto. Hij smijt zijn rugzak in de kofferbak en springt
achterhetstuur.Meteengeefthijgas.Grindspatonderdewielen
weg. Al snel komt hij erachter dat hij niet te hard moet rijden,
omdat zijn lichten nog gedoofd zijn. In zijn binnenspiegel ziet
hij dat deomgeving vandeboerderij ineenoranje gloedbaadt.
Even is hij verwonderd en tegelijk voelt hij zich schuldig. Maar
hij verdringt het gevoel.Nee,Gert-Janmoet boetenvoorwat hij
hemheeft aangedaan. Al snelmaakt het weggetje eenbocht en
komt het weer op een geasfalteerde weg uit. Direct ontsteekt
hij zijn lichten. Nu kan hij ook meer vaart maken.
Een korte tijd later draait hij zijn auto een carpoolplaats op.
Het is er erg rustig. Er staan maar een paar auto’s. Gerard laat
zich onderuitzakken en trekt zijn capuchon over zijn hoofd.
Hij sluit zijn ogen. Zijn hoofd bonkt. Het lijkt wel alsof iemand
met een hamer zijn schedel van binnenuit kapot wil slaan. Hij
voelt zich blij, maar tegelijk vreselijk naar. Hoe heeft hij het lef
gehadomdieboerderij inbrandtesteken?Danziethijweerhet