5
e e n
Brand in de nacht
GERARD RIJDT zijn Opel een onverharde weg op. Hij dooft
de lichten en rijdt nog een stukje door. Aan beide kanten van
de weg staan struiken. Door de volle maan kan hij goed zien
waar hij rijdt.
Hij stuurt de auto de berm in en zet de motor af. Hij draait een
raampje open en laat zijn hoofd tegen de hoofdsteun rusten.
Nu gaat het gebeuren. Hier heeft hij al zolang over nagedacht.
Hij merkt hoe de adrenaline in zijn lichaam rondbruist.
Hij ritst zijn jas dicht en stapt uit. Een zwoele nachtwind waait
hem in het gezicht. Hij ruikt de geur van koeienmest.
Bijna geluidloos drukt Gerard het portier dicht. Schichtig kijkt
hij rond. Hij moet niet ontdekt worden! Er is niemand te zien.
In de verte klinkt het geloei van een koe.
In gebogen houding loopt hij naar de achterkant van de auto.
Hij opent de achterklep, haalt er een rugzak uit en doet deze
op zijn rug. Ook pakt hij een jerrycan. Weer kijkt hij schuw om
zich heen. Hij sluit de achterklep en verdwijnt in de struiken.
Zijn hart bonkt in zijn keel. Even staat hij stil. Nu kan hij nog
terug! Zal hij zich omdraaien?
Nee, resoluut loopt hij door. Ze hebben hem zijn leven zuur
gemaakt en nu zal hij ze krijgen.