7
hoofdstuk 1
Het is een prachtige herfstmorgen.
De zon straalt haar licht tot in de verborgen hoekjes van de tuin
rondom de statige pastorie van Worthenbury in Engeland.
In de grote kamer zitten tweemensen aan tafel met elkaar te praten.
De nog jonge dominee Philip Henry met zijn vrouw. Ze hebben
grote zorgen.
Moeder Katharine Henry kijkt naar John. Haar kleine jongen, nog
maar anderhalf jaar oud.
Hij maakt zijn eerste, wankele stapjes. Wat zal dat kereltje nog mee
moeten maken?
Dominee Henry heeft zojuist vreselijk nieuws gehoord.
Er gaat iets gebeuren in het land. Voor de kerk in Engeland zal het
heel moeilijk worden.
Koning Karel II heeft strenge wetten uitgeschreven die echte chris-
tenen nooit kunnen opvolgen.
Ze mógen hem niet gehoorzaam zijn.
De roomsgezinde koning wil ook in de kerk gaan regeren.
Alle mensen moeten nu hém als hoofd van de kerk erkennen.
Hoe kan het volk van God gehoorzamen? De Koning van de kerk is
immers de Heere Jezus?
Hij alléén is het Hoofd van Zijn kerk. Dat kan geen mens zijn, al is
hij ook de koning van het land.
Dominee Henry heeft al langer gemerkt dat de koning van Enge-
land een roomse koning is.
Nu wil hij alle kerken rooms maken. Met geweld!
1,2 4,5,6