9
Voorlezen
Sam kijkt naar de klok boven het bord. Nog maar een kwartiertje
en dan is de school al weer uit. Met wie zal ze eens gaan spelen
vanmiddag?
Ineens merkt ze dat het stil is geworden in de klas. O, de meester
wil iets zeggen. Hij heeft zijn spannende gezicht opgezet.
‘Wie weet wat voor dag het morgen is?’ Demeester kijkt vragend
de klas in. Niemand zegt er iets. ‘Het is een feestdag,’ zegt hij dan.
Samsteekt haar vinger op. Zeweetmisschienwel wat demeester
bedoelt. Maar voordat ze wat kan zeggen, roept Ron al door de
klas: ‘Ik weet het: woensdag!’
‘Ja, dat wist ik ook wel,’ zegt Bas. ‘Maar dat is toch geen feestdag?’
‘Echt wel,’ zegt Ron. ‘Want woensdagmiddag zijn we vrij!’
Demeester doet alsof hij RonenBasniet hoort. ‘Eens kijken, daar
zie ik een vinger. Zeg het maar, Sam.’
‘Dan is het dierendag,’ zegt ze. Zou de meester dat bedoelen?
‘Heel goed! Woensdag is het dierendag!’ De meester heeft nu
zijn vrolijke gezicht opgezet. En hij doet zijn vrolijke stem erbij.
‘We gaan die dag een dierenfeest maken op school. Julliemogen
allemaal een huisdier meenemen. En neem ook dierenspullen
mee: een halsband van je hond, of brokjes voor je konijn! We
maken ons eigen dierenmuseum.’
Jennifer steekt haar vinger op. ‘Mogen de dieren in de klas,
meester?’
De meester kijkt nog steeds heel vrolijk. ‘Van mij wel, hoor.
Gezellig!’
‘Yes!’ roept Jennifer lachend, ‘dan neem ik een paard mee!’
De meester kijkt ineens niet zo vrolijk meer.
‘Nou… een paard is geen huisdier, geloof ik,’ zegt hij zachtjes.
‘Echt wel,’ zegt Jennifer, ‘heeft mijn vader zelf gezegd!’
1,2,3,4 6,7