8
F
1
G
Sam kijkt naar meester Bart.
Hij kijkt vrolijk naar de kinderen in de klas.
‘Wie weet wat voor dag het morgen is?’
Meester Bart kijkt vragend de klas in.
‘Het is een feestdag…’ zegt hij.
Sam steekt snel haar vinger op.
‘Ik weet het,’ roept Ron, ‘woensdag!’
De meester doet of hij Ron niet heeft gehoord.
‘Vertel het maar, Sam,’ zegt meester Bart.
‘Dan is het dierendag,’ zegt Sam.
‘Heel goed, woensdag is het dierendag!’ roept de meester.
‘We gaan die dag een dierenfeest maken op school.
Jullie mogen allemaal een huisdier meenemen.
En spullen die bij jouw dier horen:
een halsband van je hond of brokjes voor je konijn.
Jen steekt haar vinger in de lucht.
‘Mogen de dieren in de klas, meester?’
‘Van mij wel hoor,’ zegt de meester.
‘Yes,’ roept Jen lachend,
‘dan neem ik een paard mee!’
1,2,3 5,6,7