7
H o o f d s t u k 1
‘Mirjam, je moet opschieten! Het is tijd om naar school
te gaan.’
Mama kijkt ongeduldig naar Mirjam. Ze staat te treuze-
len bij het inpakken van haar tas.
‘Ik moet mijn spullen nog pakken,’ zegt ze. ‘Namen en
Feiten en mijn woordjesschrift… Ik weet niet of ik die
repetitie goed ken, mam.’
‘We hebben iedere avond geoefend,’ stelt mama Mirjam
gerust. ‘En je wist gisteravond alle antwoorden.’
‘Ik ben er alweer een paar vergeten.’
Mama schudt haar hoofd. ‘Dat denk je. Ik weet zeker
dat je een goed cijfer haalt. Heb je nu alles?’
‘Nog een koekje en een pakje drinken.’
‘Dat heb ik al klaargelegd op het aanrecht.’
Mama pakt de spullen en stopt die in Mirjams tas.
‘Nu schoenen aan en jas aan. Opschieten. De tijd draait
door.’
‘Jaha, u strest, mama.’
‘Niks stress.’ Mama schudt haar hoofd. ‘Jij treuzelt,
wijsneus.’
Mirjam zucht. ‘Ik moet mijn tanden nog poetsen.’
‘Ik dacht dat je het al gedaan had.’
1,2 4,5,6,7