Pagina 6 - Koningskinderen

- 12 -
geven. Waar jij naartoe gaat, Willem, daar zullen ze zeggen dat het anders is. Daar is alles nog
rooms. Maar geloof hen niet, jongen.’
Moeder trekt Willem nog dichter tegen zich aan. Ze kijkt zo bezorgd. ‘En waar jij straks komt,
aan dat rijke hof, daar leven ze heel anders dan hier. Daar zijn vaak grote feesten. Daar maken ze
veel pret en ze eten en drinken er soms veel te veel. Veel mensen daar denken alleen maar aan de
wereld. Willem, zul je proberen daar zo veel mogelijk vandaan te blijven? Zul je bang zijn voor...
de zonde?’
Willem knikt. Hij huilt ook. Want hij houdt zo veel van zijn moeder. Maar nu moet hij proberen
dapper te zijn. Daar komen de paarden al. Snel veegt hij zijn tranen af aan zijn mouw. Hij klimt
op een van de paarden. Vader gaat ook mee. Die zal nog een paar maanden
bij hem blijven.
Dan verlaat Willem het kasteel. Steeds kijkt hij om. Eerst lopen de
paarden nog rustig. Maar als ze onder aan de berg zijn gekomen,
gaan ze harder lopen. Als Willem omkijkt, wordt het kasteel
kleiner en kleiner. Eerst ziet hij zijn moeder, broertjes en
zusjes nog duidelijk staan. Ze zwaaien allemaal. Maar
even later ziet hij nog maar kleine stipjes. En daarna
kan hij hen niet meer zien.
Juliana van Stolberg, zo heet Willems moeder, blijft net
zolang staan totdat ze haar Willem niet meer ziet. Met
haar hand boven haar ogen tuurt ze in de verte. Kleine
stipjes verdwijnen in het bos. Ze zucht en loopt terug
naar het prachtige kasteel.
Het is een groot en sterk kasteel met heel veel kamers.