12
Ze begint te huilen. Maar juf zegt: ‘Nee Rietje, huilen
helpt niet. Pak maar gauw een doek en ruim alles
netjes op. Dat komt ervan als je steeds maar praat.
Kinderen die hun beker nog niet leeg hebben, mogen
niet praten, dat weet je best.’
Rietje pakt een doek en maakt alles netjes schoon. Ze
moet de doek ook uitspoelen en weer op z’n plaats
hangen.
Alle kinderen brengen hun tasje weer in de gang en
als ze terugkomen, zetten ze hun stoeltjes aan de kant
om te gaan spelen.
Buiten spelen gaat nu niet, daar is het veel te koud
voor. Maar binnen spelen in de kring is ook fijn. Ze
doen allemaal leuke spelletjes.
Eén kind zitmidden inde kringmet de ogen stijf dicht.
Een ander gaat heel stil achter het kind staan en zegt:
‘Klop, klop, wie ben ik?’
Er mag drie keer geraden worden. Is het dan nog niet
goed,danmogende ogenweer openenkrijgt eenander
kind een beurt.
Janneke mag het eerst in de kring zitten. Kees loopt
op z’n tenen naar haar toe en zegt: ‘Klop, klop, wie ben
ik?’ Maar Janneke weet het meteen. ‘Kees,’ zegt ze.
Nu mag Kees in de kring en mag Tineke achter Kees
gaan staan. Maar Kees kan niet zo goed raden. Eerst
zegt hij Greetje, dan Rietje, dan Gertje. Maar als hij
z’n ogen opendoet, ziet hij dat het Tineke is.
Daarna doen ze nog een paar andere spelletjes. Dan
is het tijd om te stoppen en gaan ze allemaal bij juf
zitten. Ze zingen nog samen en als juf heeft gedankt,
1,2,3,4,5,6,7 9,10,11