Mij zal niets ontbreken

14 op heel heerlijke wijze. Dat doet hij in een mooie, lie- felijke, sierlijke en bloemrijke taal, en dan ook nog met beelden van het dienen van God, ontleend aan het Oude Testament. Eerst vergelijkt hij zich met een schaap dat door God Zelf, een trouwe en ijverige Herder, heel goed wordt verzorgd. Hij weidt dat schaap in een liefelijke, groene landouw. Ze is dichtbegroeid, vol heerlijk gras. Ook is er vers water in overvloed en het ontbreekt aan helemaal niets. Zo is Hij het ook Die het schaap met Zijn stok en staf op de rechte weg leidt, zodat het niet kan dwalen. Met die herders- staf houdt Hij de wolven tegen, zodat die niet zullen ver- scheuren. Daarna beschouwt David zich als een gast, voor wie God een tafel toericht. Daar treft hij niet alleen moed en kracht, maar ook verkwikking en vreugde in rijke mate aan. Ook geeft de profeet verschillende namen aan het Woord van God. Hij noemt het een heel liefelijk, groen gras, vers water, een goede weg, een stok, een staf, een tafel, balsem of vreugdeolie, en een beker, die steeds volgeschonken is. Hij doet dat niet tevergeefs, want de kracht van Gods Woord is ook veelvuldig. Immers, zoals een schaap in een mooie, liefelijke weide verkeert, bij het groene gras en het koele water, met zijn herder bij zich, die het met zijn stok of herdersstaf leidt opdat het niet zal dwalen, en er met die staf voor zorgt dat het geen leed zal ondervinden - zo heeft dat schaap heel veilig en met vreugde zijn weide. Of ook, zoals iemand die aan tafel zit, waar een overvloed aan eten en drinken is, waar het heel veilig is, waar grote

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==