Mij zal niets ontbreken

16 het graag horen en onderzoeken, het liefhebben en in ere houden. We moeten ons voegen bij de kleine kudde, daar waar het Woord gevonden wordt. Aan de andere kant moeten we diegenen ontvluchten en mijden die er lasterlijke dingen over zeggen en het be- lagen. Want waar dit zalige licht niet schijnt, is geen geluk en voorspoed, geen moed en kracht, naar het lichaam noch naar de ziel, maar enkel onvrede, schrik en weifeling. Dat is vooral zo wanneer er beproeving en angst is, en de bit- tere dood. Ook is het zo dat de goddelozen, zoals de pro- feet zegt, nooit vrede hebben, of het hun nu goed gaat of slecht. Want als het hun goed gaat, gaan ze zich veel ver- beelden. Dan worden ze hoogmoedig en trots. Ze verge- ten onze Heere God geheel en al. Ze verheffen en beroe- men zich alleen maar op hun macht, rijkdom, wijsheid en heiligheid. Daarnaast maken ze zich zorgen hoe ze dat alles kunnen bewaren en vermeerderen, en hoe ze ande- ren die hun in de weg staan, kunnen vervolgen en onder- drukken. Als voor hen het tij echter keert, wat uiteindelijk heel zeker zal gebeuren (want de tedere maagd Maria is een heel betrouwbare zangeres, die in haar lied nog nooit één enkele noot verkeerd heeft gezongen) 1 , dan zijn zij de ellendigste en meest geplaagde mensen, die al heel gauw wanhopen en de moed verliezen. Waaraan ontbreekt het hun? Zij weten niet waar en hoe ze vertroosting moeten zoeken, omdat ze Gods Woord niet hebben. Dat alléén leert op de rechte wijze hoe iemand geduldig en vol ver- trouwen moet zijn als het slecht gaat (zie Romeinen 15). 1. Luther bedoelt hier de Lofzang van Maria, waarin Gods gericht over de hoogmoedigen wordt aangekondigd (Lukas 1 vers 51).

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==