Waarvoor leef ik?

12 Dood voor de dood Ik ontmoette eens eenman terwijl ik aan het folderenwas. De leeftijd van de zeer sterken had hij al met elf jaar overschre- den. Hij fietste nog moeiteloos door het drukke Amsterdam. Ook deed hij nog vrijwilligerswerk voor een clubhuis. Voor z’n leeftijd was hij nog kras en hij praatte honderduit. Een echte Amsterdammer. Die houdt van praten, is puur en recht voor zijn raap. Fijne mensen. Daar houd ik van. We kenden elkaar al jaren. Hij wist dat ik ‘van de kerk’ ben. Van ‘dat kerkie’ aande Looiersgracht. Waar vroeger allemensen in het zwartnaardekerkgingen. Datwashemervanbijgebleven. Hij respecteerde mij en was absoluut niet vijandig. Althans, dat bleek niet als ik hemsprak. Maar hij was ook absoluut niet gelovig. Dat is niet zo vreemd. Wie is dat wel vanuit zichzelf? Z’n fiets parkeerde hij en begon een praatje. Of ik weer voor ‘de grote Baas’ aan het werk was? Terwijl hij dit zei, wees hij naar boven. Even tussendoor, hij gelooft niet in God en toch had hij het over de grote Baas ... Instemmend zei ik dat ik de beste Baas heb die er is. Hij heeft alles betaald. Je krijgt van Hemhet beste loon en alle vrijheid. Deze opmerking vroeg om uitleg. Al pratend probeerde ik op- nieuw iets door te geven van het Evangelie. Wat een moeite geeft het dan om eenvoudig en eerlijk te zijn. Het gesprek probeerde ik op de eindigheid van het leven aan te sturen. Demanwas tenslotteéénennegentigen inonswerk gaat het over dood en leven. Over Adam en Christus. Als ik ooit gevoeld heb dat we van nature dood voor de dood zijn, was het toen. Zo koud als de dood zei hij: ‘Als ik doodga, is het afgelopen. Of ik nú doodga, of straks, dat maakt mij niet

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==