Aanspraak en raad

18 begeerten uitwerpen als een stroom die niet te stuiten is door onze menselijke krachten. Maar God zal de zegen gebieden als het er ons maar om te doen is en wij ons niet verbergen achter ons eigen vlees, want al ben je nog onbekeerd, het zal van je hand geëist worden om God in te roepen om je kinderen, je van God gegeven, volgens plicht en eed op te voeden, niet uit dwang, maar uit liefde tot hun ziel en lichaam. Want hún zielen zijn net zo kostelijk als júllie zielen. En hun vlees is vlees van jullie vlees en ook hebben jullie kinderen hier volkomen recht op, want zij zijn door jullie als middel voort- gebracht en zij dragen je eigen evenbeeld. Zij hebben, als jullie, een zwak, broos, sterfelijk lichaam en een onsterfelijke, zondige ziel, aarde uit aarde en vlees uit vlees. Denk nu niet, mijn kinderen, dat ik dit te sterk aandring. Nee, want ik weet zelf met hoeveel tranen en gebeden ik van de Heere heb moeten vragen alles waarvan ik jullie nu onderricht, en Hij, Die jullie Zelf op mijn hart bindt met al je belangen en zaken naar ziel en lichaam, voor het tegenwoordige en het toekomende, voor tijd en eeuwigheid, Hij Zelf, zeg ik, is getuige van deze dingen. O, hoe dikwijls heeft die genadige, liefderijke Verbondsgod in deze dingen aan mij, arm wormpje, Zijn gunst en hulp betoond. Menigmaal heb ik een blijkje van goedkeuring ondervonden, als ik jullie gekastijd of gestraft had. En ontglipten mij mijn driften, gelijk niet zelden gebeurde, zo schonk mijn onveranderlijke God mij menigmaal diepe ootmoed en vergeving. Evenwel bleef de bestraffing nodig en goed. Hem zij de eer! Dikwijls ook heb ik verhoring van het gebed voor jullie mogen opmerken, als ik soms moedeloos was omdat ik geen vruchten zag, en toch altijd weer aan het bestraffen en vermanen moest, en herhaaldelijk alles tegen had, zoals je zelf wel weet. En ik, worm, dan zo innig kreeg te klagen en te vragen, of het dan Zijn vrije

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==