372
29 december
Het hemelse huis
Lezen: 2 Korinthe 5:1-8
Misschien denk je: echt vertrouwen? Het moet er maar eens op
aankomen!
In het gedeelte dat we vandaag lezen, komt het eropaan. Pau-
lus spreekt over het aardse huis dat afgebroken wordt. Dan
blijft er aan onze kant niets over. Maar dat betekent niet dat
de apostel met lege handen staat. Hij spreekt over een gebouw
in de hemel. Een huis dat niet met handen gemaakt is, dat niet
tijdelijk is, maar dat eeuwig is, bij God.
Wat zegt de apostel van dat gebouw? Spreekt hij over iets waar-
van hij hoopt dat het er is? Heeft hij het over afwachten? Nee,
met grote stelligheid zegt hij: ‘Wij weten.’ En even verderop
horen we hem getuigen, dat hij op grond van die wetenschap
‘altijd goede moed’ heeft. Dat is de taal van het echte vertrou-
wen dat rust in Hem Die het beloofd heeft.
Een oud lied zingt: ‘Als mijn lichaam zinkt in d’ aard’ - ’t is mijn
vast geloofsvertrouwen - blijft mij een gebouw bewaard, en
het geloven wordt aanschouwen.’
Dat is de geloofstaal van de mens die met de apostel zeggen
mag: ‘Ik weet in Wie ik geloofd heb.’ God heeft de sleutels van
het graf en Hij kan met gezag spreken, ook als Hij het graf
opent. Het is van levensbelang Hem in dit leven te leren ken-
nen in Zijn gezaghebbend spreken.
- vraag -
In
De Christenreis
van Bunyan is sprake van veerman ‘IJdele
Hoop’. Zie jij het verschil tussen die veerman en wat Paulus
hier zegt?
h
o
r
e
n
.
.
.
e
n
d
o
e
n
1,2,3,4,5,6 8,9