Het zien op Jezus

30 EERSTE BOEK hebben! Gelijk Christus uitnemender is dan de hele wereld, zo gaat dit aanzien alle andere aanschouwingen verre te boven; het is een kort begrip van eens christens gelukzaligheid, de beste kracht van de evangelische plichten: ziende op Jezus. In de tekst hebben wij een daad en haar voorwerp. De daad staat in de oorspron- kelijke Griekse tekst zeer uitdrukkelijk; de Engelse overzetting drukt het vol- komen uit. Het betekent een afkering of afwending des oogs van het ene voorwerp tot een ander, gelijk daar twee uitdrukkingen zijn: de een wil zeggen een afkering des oogs van alle andere voorwerpen, de andere een vestiging van het oog op zulk een voorwerp, en alleen op zulk een. Dus is het beide een afzien en een opzien. Waarop? Dat is het voor- werp: een zien op Jezus; een Naam, die zijn barmhartigheid en milddadigheid uitdrukt, gelijk Christus Zijn ambt en bediening aanwijst. Ik zal zo nieuwsgie- rig niet zijn om te onderzoeken, waarom Hij Jezus en niet Christus genaamd is; ik meen dat op de Persoon geoogd wordt, Die door beide Namen wordt aangewe- zen; alleen kan aangemerkt worden, dat Jezus de zuiverste van alle andere namen des Evangelies is. Jezus was niet de taal van het Oude Testament. De eerste plaats waar wij van deze titel dus aan Christus gegeven zijnde lezen, is Mattheüs 1:21: ‘Gij zult ZijnNaamheten J EZUS ; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zon- den.’ Sommigen hebben opgemerkt, dat deze naam Jezus, Hem tweemaal gegeven is: eens voor Zijn dood (Matth. 1:21), en daarna voor eeuwig (Filipp. 2:10). De eer- ste was een teken van Zijn intrede in het verbond met God, om de wet voor ons te vervullen en te sterven voor onze zonden: de tweede was een teken van zodanig een waardig Persoon, Die vanwege zijn nede- righeidmeer verhoogd is, dan ooit iemand geweest is of zijn zal. Vooreerst, Jezus was de nederige Naam van Zijn verdienende genade, nu is Jezus de verhoogde Naam van Zijn uitnemende heerlijkheid. Eerst hebben de Joden Jezus en Zijn Naam ge- kruisigd, en de apostelen wanhoopten of Jezus de waarachtige Jezus was (Luk. 24: 11); maar nu heeft Hem God opgewekt van de dood, ‘en heeft Hem uitermate verhoogd en heeft Hem een Naam ge- geven, welke boven allen naam is, opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn’ (Filipp. 2:9, 10). Mijn bedoeling is niet om op deze Naam te blijven staan en die te onderscheiden van Christus’ andere namen. Hij wordt menigmaal genoemd: Christus, en Heere, en Middelaar, en Gods Zoon, en Immanuël. Maar Jezus is dit alles; Jezus is de Christus, zoals Hij de gezalfde Gods is; Jezus is de Heere, zoals Hij de heerschappij heeft over de gehele wereld; Jezus is de Middelaar, zoals Hij is de Verzoener tussen God en de mens; Jezus is de Zone Gods, zoals Hij van eeu- wigheid voor de grondlegging der wereld gegenereerd is; en Jezus is Immanuël, zoals Hij is mens geworden, en dus: God met ons. Alleen omdat Jezus Zaligmaker betekent, enHemdezeNaamzelfs omdie waardigheid gegeven is: ‘Want Hij Zijn volk zalig maken van hunne zonden’, zo zal mijn voornemen zijn om Jezus in het bijzonder te beschouwen, zoals Hij op Zich genomen heeft het grote werk van onze zaligheid van het begin tot het einde. Dit is gewisselijk die goede boodschap, het Evangelie, dat evangelievoorrecht en onze evangelische plicht: ziende op Jezus.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==