9789033131141

19 staat dat hele pand in de fik.’ ‘Sander, de koevoet!’ roept Niels. Sanderdraait zichomenrukt het luikopen.Hij pakt dekoevoet en geeft hem aanMark. Die loopt meteen naar een zijraampje vanhethuisenslaat voorzichtigderuit eruit.Metdeachterkant van de koevoet drukt hij nog wat splinters weg. Faizel komt met een deurmat aanlopen en legt die over de glassplinters in het kozijn. Behendig drukt hij daarna zijn ademluchtmasker op. ‘Demeestemensen denken in problemen, wij in oplossingen,’ zegt Erwin grijnzend. Faizel klimt als eerste naar binnen. Mark volgt meteen. Sander kijkt gespannen toe. In de rook ziet hij de felle stralen van de zaklampen van zijn collega’s. Het liefst was hij nu zelf naar binnen gegaan om op zoek te gaan naar de bewoner. Het lijktwelofhij zijneigenademluchttoestelhoort enzicheenweg baant door de rook. Alsof hij het zweet voelt parelen onder zijn helm. Maar hij staat hier buiten. Het enige wat hij kan doen, is zijncollega’s snel vanmateriaal voorzienalszedaaromvragen. Ook nu moet hij scherp zijn. Er is beweging bij het raam. Faizel buigt zich naar buiten en zegt iets tegen de collega’s. Een ander raam wordt opengezet. Rookwolken walmen naar buiten. Tonnie loopt op een drafje naar Sander toe. ‘Overdrukventi- lator,’ roept hij. Sander draait zich omenmaakt de spanband vanhet apparaat los. Het lukt niet meteen. ‘Doe maar rustig,’ zegt Tonnie. ‘Er is niets aan de hand. Een pannetje heeft te lang op het vuur gestaan en is drooggekookt. Er is niemandmeer in de woning.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==