Onrust in Wittenberg

8 ‘Vraag niet zoveel, help liever een handje,’ hijgt zijn moeder. Zo vlug mogelijk loopt Hans de kamer door. Hij probeert nergens op te gaan staan. Samen met zijn moeder tilt hij de bovenkant van de kast op. Ook Else komt in beweging. Even later staat de kast weer op zijn plek. Hans’ moeder staart naar de grond. ‘Wat een puinhoop. En ik heb nog steeds niet gevonden wat ik zocht!’ ‘Wat bent u kwijt?’ vraagt Else nieuwsgierig. Hans’ moeder strijkt een losgeschoten pluk haar onder haar kapje. ‘Een ring!’ ‘Maar u heeft uw trouwring toch gewoon om?’ vraagt Hans. Hij kijkt naar de hand van zijn moeder. Om haar vinger zit een brede, gouden ring met een robijn. ‘Die ben ik inderdaad gelukkig niet kwijt!’ zegt moeder. ‘Maar ik heb een tijdje geleden een prachtige ring vanWolf- gang Capito gehad. Die man uit Straatsburg, weten jullie dat nog? Hij heeft veel met je vader gepraat.’ Hans denkt even na. Er logeren zo vaak mensen in het grote klooster. Ineens weet hij het weer. ‘Had hij een lange baard?’ Moeder knikt. ‘Ja. Hij was heel vriendelijk. Later stuurde hij een brief met de ring naar je vader.’ Ze pakt een papier van een tafeltje. ‘De brief heb ik wel weer gevonden.’ ‘Wat stond er in dan?’ vraagt Else. ‘Dat ik die ring kreeg als dank omdat Capito vindt dat ik zo goed voor je oom zorg. Ik heb er echt overal naar gezocht. In de keuken. In de eetzaal. In de tuin. In de bierbrouwerij. Maar ik kan hem nergens vinden.’ ‘Dat is jammer!’ zegt Else. ‘Hoe kan dat nu?’ Hans’ moeder haalt haar schouders op. ‘Ik begrijp er echt helemaal niets van. Ik heb al op zoveel plekken gezocht.’ ‘Bent u hem verloren dan?’ vraagt Hans. ‘Ik weet het niet,’ aarzelt moeder. ‘Ik was er echt heel zuinig

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==