10
In de verte horen ze een groep fietsers aan komen. Al pratend
en lachend komen de jongelui dichterbij.
‘Kom mee,’ zegt Tessa.
Ze lopen samen naar de voorkant van het huis om hen op te
wachten. Even later remt de groep af en fietst de brug over.
‘Zet je fiets maar achter het huis,’ roept Tessa. De sfeer zit er zoals
altijd weer goed in. Ze weet nu al dat het gezellig gaat worden.
Als ze de groep goed bekijkt, mist ze een paar klasgenoten.
‘Waar is Paulien?’
‘O ja,’ zegt Anne. ‘Paulien stuurde een berichtje dat ze wat later
komt.’
‘Oké. David is er ook nog niet, maar die komt in z’n uppie.’
‘Ik vond het al zo stil,’ grijnst Martijn.
Tessa gaat hen voor naar de stoelen in de tuin. ‘Neem een zit!’
Anne loopt naar de voorjaarsbloemen die in volle bloei staan.
Ze houdt van de natuur en heeft oog voor de kleinste dingen.
‘Kom je al?’ glimlacht Tessa.
‘Jij boft maar met zo’n tuin.’
‘Zeker wel.’ Tessa zou niet graag willen ruilenmet een stadstuintje.
‘Die bij ons thuis is maar een postzegel,’ zegt Anne. ‘Mooi, de
narcissen langs het water zijn echt prachtig.’
Tessa kijkt naar de gele bloemen die heen en weer wuiven in de
avondwind. De gekleurde hyacinten staan er ook fleurig bij. ‘Ik
geniet er zeker van,’ antwoordt ze enthousiast.
Anne loopt naar een struik met roze bloesem. ‘Wat is dat voor
moois?’
‘Dat moet je aan mijn vader vragen. Tuinieren is zijn hobby.’
Intussen heeft iedereen een plekje gevonden. Ook Iris is ertussen
gaan zitten.
‘Leuk dat je erbij bent,’ zegt Jorinde.
‘Vinden jullie het wel goed?’ vraagt Iris onzeker.
1,2,3,4,5 7,8,9