6
1.
Lente
Maartje komt uit school.
Pfff... wat is het warm.
Mag ik sokken aan? vraagt Maartje.
Ja hoor, zegt mama.
Ik zal sokken voor je opzoeken.
Mama gaat naar boven.
Maartje trekt haar kousen uit.
Ze loopt naar buiten.
Met haar blote voeten over de stoep.
Dan op het grasveld.
O, wat is dat fijn.
Het gras kriebelt tussen haar tenen.
De zon schijnt heerlijk.
De lucht is blauw.
Het gras is groen.
En overal staan bloemen.
Gele narcissen.
Rode tulpen.
En blauwe druifjes.
Maartje huppelt over het grasveld.
Dan gaat ze liggen.
Languit.
Op haar buik.
Ze kijkt naar de grassprieten.
Kijk, daar loopt een torretje.
En daar een mier tussen het gras.
O, wat zijn ze klein.
Die mier denkt vast dat hij in een bos loopt.
De sprieten zijn voor hem heel groot.
Wel zo groot als bomen.
1,2,3 5,6,7