7
Voorlezen
Sam huppelt de school in.
Ronstaat inde gang zijn jasuit tedoen. ‘Hé, Sam, zullenwij straks
spelen uit school?’
‘
Mij best!’ zegt Sam. ‘Bij jou of bij mij?’
Ron lacht even. ‘Eerst bij mij en dan bij jou!’
‘
Waarom?’
Ron geeft een harde ruk aan zijn rits. Hij gaat niet goed open.
‘
Je jas zit ertussen.’ Sam doet een stap naar voren om Ron te
helpen, maar hij haalt zijn schouders al op.
‘
Eerst bij mij een snoepje halen en dan bij jou spelen!’ zegt Ron.
‘
Maar wij hebben ook snoepjes!’
‘
Daarom juist!’
Rons moeder komt achter hen de gang in. ‘Lukt het met je rits?’
Ron gooit zijn tas in zijn moeders handen. ‘Sam helpt me wel!’
Rons moeder geeft Sam een knipoogje. ‘Ze heet eigenlijk
Samantha, Ron.’
‘
Ikheetwel Samantha,’ zegt Sam, ‘maardat zegt alleenmijnvader
maar, en mijn moeder soms.’
‘
Ik vind Samantha wel mooi,’ zegt Rons moeder. ‘Lekker deftig!’
‘
Mogen we uit school een snoepje?’ vraagt Ron. ‘Sam komt even
bij ons, en dan gaan we naar haar.’
‘
Endaar ook een snoepje, zeker?’ zegt Ronsmoeder. ‘Maar je kan
niet, Ron. Je moet naar zwemles.’
Rons moeder loopt met hen mee de klas in. Ze wijst naar de
schriften op Rons tafel. ‘Ga je nog wat leuks doen vandaag?’
‘
Mwah,’ zegt Ron.
‘
We gaan de hoofdletter P leren,’ ziet Sam in het schrift.
‘
Makkie, net als die kleine.’ Ron maakt snelle bewegingen in de
lucht. ‘De P van Poes!