De zadeldieven

8 vakantie hebt.’ ‘Echt niet.’ ‘Dan geef ik het op.’ ‘Niekieboy, heb je niks beters te doen dan mij te ondervragen?’ ‘Ik dacht dat je helpen op de manege het einde vond.’ ‘Vind ik ook, maar telefoontjes zijn ook érg belangrijk.’ Ineens springt Debbie van het aanrecht af. ‘Niek!’ zegt ze. Niek grijpt met zijn handen het aanrecht vast. ‘Help, ik word aange- vallen door mijn zusje.’ ‘Ik krijg ineens een brainwave,’ zegt Debbie. ‘Als jij mij een mobiel geeft, kan ik gewoon doorwerken in de manege.’ ‘Vergeet het maar, zussie. Dan moet je bij papa en mama zijn.’ ‘Ah, please…’ Niek schudt zijn hoofd. ‘Geintje,’ zegt Debbie. ‘Maar straks kom ik keihard werken, oké?’ ‘Als een paard zeker,’ zegt Niek lachend. ‘Lollig.’ ‘Geniet maar van je vakantie,’ zegt Niek. ‘In groep acht wordt het zweten voor jullie.’ ‘Het laatste schooljaar is juist super,’ zwijmelt Debbie. ‘Maar dat duurt nog zes lange weken.’ ‘Had ik toch gelijk,’ zegt Niek. ‘Je baalt ervan dat je vakantie hebt.’ ‘Echt niet.’ ‘Waar is je hartsvriendin?’ ‘Op haar telefoontje wacht ik, dombo.’ ‘Oh, zeg dat dan meteen. Hoe laat belt Mirja?’ ‘Om negen uur.’ Niek kijkt op de klok. ‘Het is tien voor negen, wat doe je hier dan?’ ‘Wachten.’ ‘Als Mirja zegt dat ze om negen uur belt, dan belt ze om negen uur.’ ‘Doe niet zo bijdehand, Niek.’ Maar Debbie weet dat Niek gelijk heeft. ‘Ik hoop zo dat Mirja mag.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==