Tippeltje

9 2. Plons! Er liepenmannenophet schip; grote, sterke mannen. Ze haalden zware zakken uit het schip. Die droegen ze naar een wagen op de wal. Demannen zagende ton wel staan,maar het hondje, diep in de ton, nee, dat zagen ze niet . Er kwamen drie jongens aan, grote, wilde jongens. Ze hadden rode wangen, alledrie. De ene, die in het midden liep, was de sterkste, de wildste... Op de straat lag een leeg busje. De jongen gaf er een harde schop tegen. Toen vloog het busje weg, met een boog naar het water. Pats...! “Net een boot!” riep de ene jongen. “Ja, een klein bootje op de grote zee”, riep de andere. Ze lachten, ze duwden elkaar, ze stoeiden en ze maakten dolle pret. En het busje dreef weg, langzaam, heel langzaam het wijde water op. Toen kwamen de jongens bij het grote schip. Dáár, vlak bij de rand van het water, stond de ton. Maar de jongens keken niet eens naar de ton en toen... toen gaf de ene jongen de andere een duw. Hij viel bijna om. Hij bonkte tegen de ton aan. Heel hard.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==