Geloof en vrucht

19 hem alle verontschuldiging. Zo spreekt de apostel Paulus: ‘Want Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldiging zouden zijn’ (Rom. 1:20). Wij behoren bij de wijngaard waarvan de Heere zegt: ‘Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb?’ (Jes. 5:4). Wij zijn niet te verontschuldigen. God roept ons op tot bekering en geloof in Zijn Zoon, door Wiens hand Zijn welbehagen voorspoedig voortgang heeft. Uwordt geroepen tot bekering en geloof. Het geloof, hoewel dit een gave Gods is, is een eis en gebod aan u. Het moet niet verkondigd worden in de wensende vorm. Dan is het vrijblijvend. Eenwens stelt niet schuldig en kent geen directe tijdslimiet. Het kan over een jaar, of over tien jaar, maar ook over een uur of een dag eeuwigheid zijn. God wenst echter onze bekering niet, maarHij eist onze bekering. Hij heeft recht op ons. We zijn geschapen tot Zijn eer. Zie de woorden van Christus Zelf: ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’ (Joh. 3:36). Roeping en verkiezing Duidelijk is de verhouding tussen roeping en verkiezing bij de apostel Paulus in bijvoorbeeld Handelingen 13. Hij verkondigde de Joden in de synagoge het Evangelie: ‘Zo zij u dan bekend, man- nen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet vanMozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt’ (vs. 38, 39). Daarna baden de heidenen of zij het Evangelie mochten horen, en mocht de apostel met zegen onder hen arbeiden. De Joden daarentegen werden met nijdigheid vervuld en spraken tegen wat de apostel Paulus verkondigde. Hoe duidelijk is dan de aanklacht tegen hen: ‘Maar Paulus en Bárnabas

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==