Jozef - dienen in Gods opdracht - page 8

12
alles wat eetbaar is, raakt op. Dan komen er verhalen over de vol-
le korenschuren van Egypte waar, voor ieder die komt, koren te
koop is. Nu, geld is geen probleem voor de familie van Jakob. De
broers zijn flinke kerels, gewend aan reizen en trekken. Dus wat
verwachten we nu? Dat ze tegen elkaar zeggen: ‘Wat let ons? Kom
op, mannen, naar Egypte. Het leven van onze vrouwen en kinde-
ren staat op het spel!’
Maar wat lezen we in vers 1? Jakob zegt tegen zijn jongens: ‘Waar-
om ziet gij op elkander?’ Kennelijk hebben Jakobs zonen er onder
elkaar over gesproken. Ze kennen de situatie waarin hun gezin-
nen verkeren. Ze horen de berichten uit Egypte. Maar wanneer ze
met elkaar overleggen, komt er steevast een moment waarop ze
elkaar aankijken. Jakob merkt dat wel en hij snapt er niets van.
Maar wij begrijpen het wel.
Egypte, dat is een naam uit een nachtmerrie, nu al tweeëntwin-
tig jaar lang (dertien jaar slavernij en gevangenschap; zeven jaar
overvloed en twee jaar hongersnood). Naar Egypte hebben de
broers Jozef als slaaf verkocht. Egypte herinnert hen aan hun
wandaad: een jongen van zeventien jaar die gebonden aan de
knop van een kameelzadel weggevoerd werd als een stuk koop-
waar. Reken maar dat ze dat beeld nooit kwijtgeraakt zijn. Dat
blijkt meer dan eens uit het vervolg. Ze hebben geen zin om naar
Egypte te gaan. Trouwens, vader Jakob die van die hele geschiede-
nis niets weet, is er toch ook niet gerust op. Hij stuurt zijn zonen
weliswaar op pad, maar wel met grote aarzeling, want hij houdt
Benjamin – de jongste en de enige zoon van Rachel die hem over-
gebleven is – thuis. Vers 4 laat duidelijk zien waarom: ‘... opdat
hem niet misschien het verderf ontmoete’.
De broers gaan tegen wil en dank. Ze moeten wel, want de honger
is een scherp zwaard. Gemis aan de eerste levensbehoeften drijft
hen. Ze gaan, want anders moeten ze sterven.
1,2,3,4,5,6,7 9,10,11,12,13,14,15
Powered by FlippingBook