Vast geloof

2 januari de nederlandse geloofsbelijdenis Belijden Een iegelijk dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. (Mattheüs 10:32) Het is een indrukwekkend moment. Een aantal jongeren staat voor in de kerk. Ze doen openbare belijdenis van het geloof. Als klein kind werden ze gedoopt. Toen werd hun naam genoemd met de Naam van de Heere, de God van het verbond. Nu zijn ze volwassen geworden en wensen ze in het spoor te gaan van God. Belijden betekent ‘hetzelfde zeggen’. Belijden betekent dus: nazeggen wat anderen zeggen. Of beter gezegd: belijden is Gods Woord nazeggen. Je belijdt dat Gods Woord de waarheid is. Als het goed is, is dat iets wat je met je hart doet. Want als je belijdt dat Gods Woord waarheid is, dan weet je ook dat het om de hartelijke belijdenis gaat dat God Zijn Zoon in de wereld zond en dat Hij gekomen is om zondaren zalig te maken. Je weet dan ook dat de Bijbel gelijk heeft, als de Schrift stelt dat jij schuldig staat voor God. Je krijgt de Heere lief en wil Zijn Naam belijden voor de mensen. Dat is moeilijk. Dat kan lijnrecht ingaan tegen wat mensen vinden. ‘Belijden is uitkomen voor de waarheid waar de tijdgeest het meest bezwaar maakt.’ Dit heeft Groen van Prinsterer eens geschreven, maar het blijft waar. De belijdenis van de Naam van Christus roept altijd weerstand op en vraagt moed. lezen: mattheüs 10:16-33 Vandaag lees je een lang gedeelte. Zeg in eigen woorden wat er staat. Wat is de boodschap voor jou in deze woorden? inleiding

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==