9789033129742

8 touw. Dat wordt vastgehouden door een man op het strand. Hij heeft een baseballpet op en zijn spijkerbroek is tot zijn knieën opge- rold.Als de laatste mensen zich aan boord hebben gehesen, loopt de man met de pet het water in en maakt het touw los. Hij duwt de boot verder naar het diepe en geeft met veel gebaren uitleg over de buitenboordmotor. Vanaf het strand kijkt Samuel toe hoe de motor wordt gestart. Zig- zaggend, alsof er een dronken man achter het stuur zit, baant de boot zich een weg door de golven.Vlak achter de branding lijkt het mis te gaan. Samuel houdt zijn adem in. Hij hoort mensen gillen, maar de boot slaat net niet om en gaat nu in een rechte lijn richting de overkant.De man met de pet draait zich om en loopt weg zonder verder nog achterom te kijken. Samuel heeft pijn in zijn buik. Zou zijn vader wel weten waar ze aan beginnen? Hij heeft iemand aan de telefoon, want Samuel hoort hem praten. Zouden ze weer voor niets staan te wachten? Dat is al twee keer eerder gebeurd deze week.Net of die man met de donkere zonnebril een spelletje met hen speelt. Zijn vader is klaar met bellen en komt naar hen toe gelopen. ‘Hebben jullie zin in een stukje varen?’ vraagt hij met een gemaakte glimlach op zijn gezicht.‘De boot ligt al klaar.’ Wanneer zou zijn vader nu eens stoppen met die flauwe grapjes? Hij snapt toch ook wel dat ze daar nu niet op zitten te wachten? In de verte verdwijnt het rubberbootje langzaam uit het zicht. De reddingsvesten lijken op te lichten in de voorjaarszon. Als je over- boord valt, blijf je in ieder geval drijven. Zelfs als je niet kunt zwem- men, zoals Samuel.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==