9789033129742

7 P r o l o o g In de verte kan Samuel het eiland zien liggen. Het lijkt niet eens zo heel ver. De golven die op het strand worden neergesmeten, laten witte slierten achter op de kiezels. Zijn vader staat een stukje ver- derop met zijn telefoon aan zijn oor. Ze moesten hier om kwart over zeven zijn van de meneer waar zijn vader gisteren mee stond te praten. De ogen van de man zaten verborgen achter een donkere zonnebril. Papa gaf een stapel bank- biljetten aan hem. ‘Zorg dat je op tijd bent,’ zei de man, terwijl hij het geld in zijn broekzak propte.‘Anders zijn we weg!’ Maar zelf is hij nog nergens te bekennen. Zijn moeder is er bij gaan zitten. Zuchtend wrijft ze met haar han- den over haar bolle buik.Van de bus naar het strand lopen is eigen- lijk al te ver voor haar.Ze moesten onderweg twee keer stoppen.Toch hoor je haar niet klagen. Ze wil graag aan de overkant zijn voor het kindje geboren wordt. Samuel had in de parkeergarage waar ze sliepen de fluisterende gesprekken van de volwassenen best gehoord. Hij wist dat er deze week al drie boten waren omgeslagen. Gelukkig vlak voor de kust, waardoor er niemand was verdronken, maar toch. Hij had ook gehoord dat je ’s nachts niet moet gaan varen, omdat je dan over- vallen kunt worden door criminelen op jetski’s, die de mensen bero- ven. En dat de boten vaak niet van goede kwaliteit zijn en veel te vol gepropt worden. Verderop ligt een zwarte rubberboot klaar voor vertrek. De boot ligt een paar meter vanaf het strand in het water en zit vast aan een

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==