9789033130991

12 claim is voor hem de toetssteen gelegen van ware en valse genade. Ieder dient zich aan de hand van de bijbelse kentekenen op deze praxis te toetsen. Alleen, voor deze toets slaagt men bij Kohlbrugge nooit met uitreiking van een diploma plus eervolle vermelding. Nooit cum laude , altijd sola gratia .Wat uitgereikt wordt is geen fraai getuigschrift,maar een beschamend brevet van onvermogen en tekort. Het is echter voorzien van een ander getuigschrift, van de hand van Hem Die ons tekort niet aanvult, maar ons totale bankroet voor Zijn rekening neemt en heel Zijn vermogen op onze rekening schrijft. Alle kenmerken die in ons voordeel zouden zijn, vallen weg tegen de legio onvoldoendes die wij behaalden. Maar alle onvoldoendes wegen niet op tegen al de ‘heilige werken die Christus voor ons en in onze plaats gedaan heeft’ (NGB, 22). Zijn ‘Volbracht!’ staat garant. Eén kenmerk rest ons, zoals Kohlbrugge leert: ‘Het kenteken dat ik een broeder vanmijn lieveHeere ben, is mijn Jezus Zelf en Zijn Woord.’ In deze zienswijze vindt er dus een opmerkelijke, ‘objectiverende’ verschui- ving in de waardering van de kenmerken plaats: men leest de kentekenen niet aan het krabbelschrift van eigen subject af, maar aan het helder tekenschrift van Jezus’wonden.De zekerheid omtrent het heil ligt dan ook niet in onszelf verankerd, maar buiten ons in Christus, het ‘Voorwerp’ van het geloof. Of zoals Kohlbrugge zelf formuleert: ‘De kentekenen zijn gelegen in de litteke- nen des Heeren, waarin Thomas die vond.’ Het enige houvast is dat Hij ons vasthoudt. Het is niet binnenwaarts, maar buitenwaarts te vinden. En hoe paradoxaal het ook mag klinken, uitgerekend deze buitenwaarts gekeerde geloofsgestalte draagt bij Kohlbrugge een onmiskenbaar ingekeerd, intiem gehalte. Dat het heil buiten ons vastligt, ervaren we diep vanbinnen. Wij in Hem, Hij in ons. De fijnbesnaarde Willem de Clercq, die herhaaldelijk getuige was van de toespraken die Kohlbrugge tijdens zijn ambteloze periode voordroeg in de vriendenkring van het Réveil en die door vertrouwelijke gesprekken en on- derling briefverkeer gaandeweg onder zijn bekoring kwam, karakteriseerde hem volgens Noordmans bij gelegenheid als volgt: ‘Waarlijk, er is een diepte bij hem, die ik nergens vond. Dat is het treffende van de waarheid zoals hij die stelt, dat ze niet nagemaakt kan worden, dat men er in moet zijn, om die te kennen of te herkennen.’ In welke waarheid zou dat ánders zijn dan de waarheid van het nochtansgeloof, dat steevast in de Kreupelstraat beoefend

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==