9789033130991

11 vergeeft en de overtreding bedekt. Alle andere kennis van God, ze moge nog zo groot zijn, is in de grond toch slechts ijdelheid; ijdelheid alle andere theologie.’ Kennelijk is de zondevergeving voor hem de onvervangbare kern van alle geloofskennis. In de rechtvaardiging klopt het hart. Maar met dit brandpunt weet hij de heiliging onafscheidelijk verbonden. Beide worden ons in het geloof genadig toegerekend en geschonken, zowel rechtvaardiging als heiliging. Een hardnekkig misverstand is dat Kohlbrugge de geschon- ken heiliging louter als toegerekend zou beschouwen, zonder haar handen en voeten te geven in het leven van alledag. Het tegendeel is het geval. De heiliging neemt, zij het gebroken en gebrekkig, concrete gestalte aan in de praktijk van het leven. Kohlbrugge onderstreept hierbij echter twee dingen. Allereerst dat de heiliging geen project naar eigen ontwerp is, laat staan een traject dat men eigenmachtig aflegt, maar een levenswandel waarin Christus het bewind voert. Het is geen stadium aan de rechtvaardiging voorbij, maar veeleer een werkzame werkelijkheid die aan de rechtvaardiging ontspringt. Men wandelt erin, als Zijn maaksel in Christus, geschapen tot goede werken die God heeft voorbereid. Kohlbrugge’s heiligingsleer bevestigt het adagium van Luther: ‘Voortgaan is steeds opnieuw beginnen.’ Bij het Begin begin- nen, bij HemDie de Grondlegger en Leidsman van alle geloof is, en bij Hem blijven. Blijven in de Wijnstok, Die Zijn levenssappen in de ranken stuwt. Niet alleen in de rechtvaardiging, maar ook in de heiliging zijn wij veel meer ontvangers dan daders, meer passief dan actief. Geheel afhankelijk vanHem, Die doet wat Hij belooft. Dit impliceert meteen het tweede dat Kohlbrugge beklemtoont, namelijk dat men zich op de heiliging nimmer kan beroemen alsof het eigen prestatie zou zijn. Wat men aan eigen vrucht voortbrengt, is vlees. God heeft er geen behagen in. Zijn welgevallen gaat uit naar wat de Geest ons geeft. Augustinus zei het al, even bondig als beslist: Bona nostra, dona Dei , het goede van ons is gave van God. Met dit tweevoudige accent noopt de Elberfelder ons tot ootmoed en beschei- denheid, maar biedt hij ons allerminst een vrijbrief voor onverschilligheid en laksheid. Veeleer luistert het hier nauw. Scherp weet hij te onderscheiden tussen een praatchristendomen een daadchristendom.De praktijk is de proef op de som. Juist de prediker die zo resoluut weet áf temanen van het ‘doe dat’ van wettische allure, kan even vastberaden héén manen tot daadwerkelijke gehoorzaamheid. ‘Op het doen komt het aan!’ Bij uitstek in deze ethische

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==