9789033130953

17 – 1 – E n een engel des Heeren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op, en ga heen tegen het zuiden, op de weg die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. En hij stond op en ging heen. En zie, een Moorman, een kamerling en een machtig heer van Candacé, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem. En hij keerde weder, en zat op zijn wagen, en las de profeet Jesaja. En de Geest zeide tot Filippus: Ga toe en voeg u bij deze wagen. En Filippus liep toe, en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, en zeide: Verstaat gij ook hetgeen gij leest? En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus dat hij zou opkomen en bij hem zitten. En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. In zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen; en wie zal Zijn geslacht verhalen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggeno- men. En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van wie zegt de profeet dit, van zichzelven of van iemand anders? En Filippus deed zijnmond open, en beginnende van diezelve Schrift, verkondigde hem Jezus. Handelingen 8:26-35

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==