9789033130878

- 18 - aangenaams dat wij voor God kunnen doen als wij onze dankbaarheid tot uitdrukking brengen, namelijk om ons van onze plicht te kwijten, om te laten zien dat wij in de wereld het belang van Christus en van de godsdienst bevorderen; dat wij vanaf de tijd dat Hij ons in Zijn huisgezin heeft opgenomen, onze pogingen aanwenden om ook anderen daarin te brengen. Een tweede band wordt gevormd door de liefde en de plicht die wij aan de mensheid verschuldigd zijn. Romeinen 13 vers 9: ‘Zo er enig ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven.’ Zij die God nog niet kennen, zijn onze medeschepselen; zij liggen in de sloot van de zonde, ze drijven in de zee van de toorn. In die situatie waren ook wij voordat we het eigendom des Heeren waren. Dat vereist van ons een heel ernstige betrokkenheid om hen te helpen uit die staat te komen (Titus 3:1-3). Dit is even natuurlijk als het voor iemand is die ternauwernood aan de verdrinking is ontkomen, om hem ertoe op te wekken zijn medemens te helpen, die gevaar loopt verloren te gaan. De toepassing en de aanwending die ik hier wil maken, is dat ik u, o christenen en avondmaalgangers, hiertoe wil oproepen. Wie van u de Heere toebehoort, moet de hand aan dit werk slaan om Christus en het dienen van God bij anderen aan te bevelen. U die uit het huisgezin van de duivel bent gekomen, moet het tot uw werk ma- ken om de overhand op anderen te krijgen, opdat ook zij daaruit komen. Denk aan de Samaritaanse vrouw, die haar buren over Christus vertelde en hen nodigde om tot

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==