9789033130878

- 17 - het schip, mensen die voor het grootste deel heidenen waren, twee dingen. Het eerste is zijn contact met de hemel: ‘dezen zelven nacht heeft bij mij gestaan een engel Gods.’ Het tweede is zijn bijzondere betrekking tot de God van de hemel: ‘Wiens ik ben, Welken ook ik dien.’ De bedoe- ling van deze verklaring was niet alleen om hen te troos- ten, maar ook om zijn God bij hen aan te bevelen, opdat ook zij Hem tot hun God en Meester zouden verkiezen. Zonder twijfel was er in die dagen (vers 20) op het schip veel gebeden. Ze hadden tot hun goden geroepen, maar dat was tevergeefs. Paulus had tot zijn God geroepen en had een vertroostend antwoord ontvangen. Dan neemt hij de gelegenheid te baat om God voor te stellen als de God des heils, Die hen allen, ondanks de storm, in veilig- heid kon brengen, als de Heere van de engelen, als Een Wiens dienaar hijzelf was, een dienaar die nu goedsmoeds was, terwijl zij mismoedig waren. Zijn God beval hun een geschikte manier aan. In overeenstemming daarmee maak ik van de gelegenheid gebruik om te zeggen dat het de plicht is van degenen die de Heere toebehoren om hun God bij anderen aan te bevelen, opdat zij als gevolg daar- van ook ervoor ingewonnen zullen worden om Hem toe te behoren. Er zijn twee krachtige banden om dit op het hart te binden van degenen die de Heere toebehoren. Er is ten eerste de liefde, en de plicht die zij verschuldigd zijn aan God, Die zo veel voor hen heeft gedaan, en Die wil dat alle mensen behouden worden. Het is in de wereld alleen maar meer tot eer van God als er meer mensen zijn die zich voegen tot het dienen van Hem. Het is iets

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==