9789033130878

- 14 - dient u God? Wat zegt u op de vraag wat uw bezigheid is? Paulus geeft in de tekst met een paar woorden antwoord op deze twee vragen. Hij vertelde degenen tot wie hij zich richtte, dat hij God toebehoorde, en dat het dienen van God zijn bezigheid was; dat zijn Heere en Meester hem een heel vertroostende boodschap had gezonden in het duistere uur dat nu over hen was gekomen. Hij was nu met vele anderen in een schip dat naar Rome voer. Er steekt echter een storm op die vele dagen aanhoudt. Alle hoop om behouden te worden was weggenomen. Toch is Paulus rustig en opgewekt. Hij brengt hun het goede nieuws dat in dit opzicht niet één leven verloren zou gaan. In de tekst laat hij aan hen zien op welke gronden hij steunde, namelijk die van een Goddelijke openbaring, door de dienst van een engel. Hier kunnen we opmerken dat Gods woord van de be- lofte in de donkerste ure voldoende zekerheid en bemoe- diging biedt. De storm hield nog steeds aan en moest nog aanhouden. Zij zouden ternauwernood ontkomen, en het schip moest vergaan; maar onder dit alles ontzonk zijn hart hem niet en had hij goede reden om zijn ver- trouwen in stand te houden. God is onveranderlijk trouw aam Zijn woord. Hij kan het niet veranderen, het zal niet falen. Numeri 23 vers 19: ‘God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken?’ Het is onmogelijk dat Zijn woord zal falen. Titus 1 vers 2: ‘God, Die niet liegen kan.’ Het geloof heeft dus de meest hechte

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==