9789033130793

15 inwoners, en was sterk in beroering. Katholieke Bosschenaren hadden drie jaar de tijd om de stad te verlaten als ze dat wilden, en tegelijk kwamen de families die in 1579 uit de stad gevlucht waren, voor een deel weer terug. Uiteraard bleef de grote meerderheid van de Bos- schenaren in de stad wonen en vrijwel alle buren van Nicolaas en Abigaël zullen rooms-katholiek geweest zijn. De oude Bosschenaren waren verbitterd en verdrietig. 14 Voor hen was de stad totaal veran- derd. De geestelijken waren uit het stadsbeeld verdwenen, de grote kerken waren in gebruik genomen door de gereformeerden. Andere kerkgebouwen waren ingericht als paardenstal of kazerne. Kloosters deden dienst voor turfopslag of wachthuis voor de ruiterij. Religieuze gevoelens en behoeften laten zich niet eenvoudig uitdoven. De nonnen die mochten blijven, bepaalden nog een stukje van het stadsbeeld. Zij werkten in de gasthuizen en verhinderden de gerefor- meerde ziekentroosters hun werk te doen. Burgers zamelden geld in om in het geheim priesters te onderhouden. Er kwamen schuilkerken en roomse kinderen gingen naar geheime catechisaties. Ze lieten dat nadrukkelijk en provocerend weten aan ‘de verdoemde geuzen’ door te roepen: ‘Wij gaen naer schoole.’ De geestelijken die catechiseerden leerden hun discipelen dat het beter was om naar het bordeel te gaan dan naar de gereformeerde kerk. De haat tegen gereformeerden werd ‘de Bossche jeucht in haer pap te eeten gegeven’. 15 In deze vijandige omgeving moest dominee Van der Deliën zijn werk doen. Werk met een roeping: gemeentestichting in een katholieke stad. Maar niet alleen dat. Er lag ook een taak voor het publieke Gezicht op ’s-Hertogenbosch (P. Saenredam, 1632)

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==