9789033130687

3 januari Zegengroet (2) En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste van de koningen der aarde. Openbaring 1:5a G od de Vader heeft Zijn erfdeel al in de stille eeuwigheid de genade en vrede toegedacht. God de Heilige Geest past de genade en vrede toe in de tijd van het welbehagen. God de Zoon heeft de genade en vrede in de volheid des tijds verworven. En omdat hier de volle klemtoon valt op Jezus als het vleesgeworden Woord, klinkt Zijn Naam als derde. Drie dingen worden van Hem gesproken: Hij is de getrouwe Getuige, de Eerstgeborene uit de doden en de Overste van de koningen der aarde. Hierachter horen we Zijn drie ambten: Profeet, Priester en Koning. Eerst lezen we van de Getuige. Getrouw heeft Hij als Profeet Zijn getuigenis afgelegd: ‘Want de woorden die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gege- ven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd dat Gij Mij gezonden hebt’ (Joh. 17:8). De getrouwe Getuige is ten laatste een bloedgetuige geworden. Hij beze- gelde Zijn boodschap aan het kruis. Als Hogepriester gaf Hij Zijn leven tot volkomen voldoening aan Gods recht en volkomen verzoening voor Zijn volk. Toen Hij als Eerstgeborene uit het graf verrees, droeg Hij in Zijn doorboorde handen de genade en groette Hij Zijn vrienden met het ‘vrede zij ulieden’ (Luk. 24:36). De van Israëls God Gegevene is ook Koning. Christus is de Koning aan Wie alle macht gegeven is in de hemel en op de aarde. Wat van David gesproken wordt, geldt uitnemend meer de grote Davidszoon: ‘Ook zal Ik Hem ten eerstgeboren zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde’ (Ps. 89:28). Koningen van de aarde kunnen alleen de stoffelij- ke belangen van hun onderdanen bevorderen. Maar Christus, de Overste, schenkt ook geestelijke en eeuwige weldaden. Zijn zegenende handen zijn vol van genade. De vrede die van Hem geschonken wordt, verheer- lijkt Zijn Naam in de ziel: Vredevorst! Lezen: Psalm 89:15-30