9789033130342

11 Woord vooraf Tot de blijvende resultaten van de Synode vanWestminster (1643-1649) be- horen naast een geloofsbelijdenis de zogenaamde Grote en Kleine Catechis- mus. Deze laatste gaf, met het oog op het onderricht der jeugd, op beknopte wijze de hoofdzaken van het christelijk geloof weer. Spoedig na zijn ver- schijning in 1648 verkreeg deze Catechismus in Engeland en Schotland een bekendheid die te vergelijken is met die van de Heidelbergse Catechismus in ons land. En evenals dat bij deze het geval was, verschenen er ook hier vele verklaringen, vaak in vraag- en antwoordvorm, om de inhoud dichter bij het volk te brengen. De hier voor ons liggende verklaring, waarvan nu het eerste deel in onze taal verschijnt, werd in Schotland opgesteld, in het midden van de achttiende eeuw. Het was een tijd waarin de prediking van vele kansels in Engeland en Schotland een wettisch karakter droeg. De vrees leefde dat men zich te gemakkelijk en ten onrechte het heil zou toe-eigenen; men ging ertoe over allerlei voorwaarden van berouw en bekering te stellen vóór iemand werke- lijk tot Christus als tot Zijn Zaligmaker mocht opzien. Veel bekommernis en onzekerheid was hiervan het gevolg. Tegelijkertijd deed zich in de kerk ook de geest van de Verlichting gelden.Met het verstand meende men allerlei geloofswaarheden te kunnen benaderen. Enmet het menselijk kennen overschatte men ook het kunnen: de gemeente werd opgewekt tot het betrachten van allerlei deugden, zonder dat soms de naam van Christus maar genoemd werd. Juist in deze tijd waren er echter ook tal van predikers die met temeer kracht getuigden vanHem, Die alleen deWeg, deWaarheid en het Leven is. Behalve de gebroeders Ebenezer en Ralph Erskine (resp. 1680-1754 en 1685-1752) kunnen wij ook hier denken aan Thomas Boston (1676-1732). Zo waren er echter nog vele anderen. Hun prediking was evangelisch in de echte zin van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==