9789033130274

7 Mijn schone, en kom!”’ ‘En Rosa,’ zegt de rabbi, ‘spreek nu de woorden van Ruth tot Itzhak.’ Helder en duidelijk klinkt Rosa’s belofte: ‘“Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God. Waar gij sterven zult, zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden; alzo doe mij de Heere en alzo doe Hij daartoe, zo niet de dood alleen zal scheiding maken tussen mij en tussen u!”’ Itzhak houdt haar blik een moment vast. De brok in zijn keel belet hem het spreken. Dan herinnert hij zich weer wat hem nu te doen staat. Hij neemt de ring aan van zijn vader en laat deze aan haar vinger glijden. ‘Ik geef jou deze ring, mijn vrouw, deze onversierde ring als teken van de oneindigheid. En ook geef ik je dit medaillon, voor jou en voor de kinderen van onze kinderen – mijn mooiste en grootste hoop voor de toekomst.’ Hij legt zijn hand op haar onderrug en draait zijn vrouw om, zacht maar ferm, als in een dans, en doet haar de ranke gouden ketting om. Ze draait zich nogmaals naar hem om en pakt het medaillon in haar handen om het sierlijke ontwerp te bewonderen. ‘De Boom des Levens, Itzhak! Ik beloof je dat ik het altijd zal dragen.’ De bruiloft van Itzhak en Rosa Dunovich Warschau – 17 augustus 1938

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==