9789033130267

16 op 17 januari 1935 aanBart Roest en zijn vrouw: ‘Och, zegt de profeet, dat mijn hoofdwater ware enmijn oog een springader van tranen.Geloofden we toch dadelijk, dat deHeere de zonden niet ongestraft laat en over Zijn kinderen Zijn Vaderlijke tuchtroede niet inhoudt. O, wat zal het straks zeer doen, daar zal wat gekropen en geweendworden.Nu de bidplaatsen zo eenzaam en verlaten, maar straks de grote nood.’ ‘Ze omringden de legerplaats der heiligen, de geliefde stad. Straks achter die grote Kruisdrager aan. Jezus dan kwam uit met een doornenkroon. Ook is er binnen in ons iets dat zeer verlangt. Och, dat Israëls verlos- sing uit Sion kwame, om de kinderen van Levi te reinigen. Wat zullen de mirtjes dan weer rieken. Hij zal in de laagte brengen. Dan zullen de gouden en zilveren afgoden weggeworpen worden, zoals de Heere mij al voor tijden toonde. En de ganse aarde zal uit de beker van Gods toorn drinken, koninkrijk na koninkrijk. Het is een aanstaand wereldgericht.’ ‘Ds. Fraanje en ds. Verhagen hebben beiden dierbaar gesproken op de begrafenis van onze geliefde broeder Baan. 5 O, wat vallen de stutten van ons land weg. Nu moet ik wel eindigen. Het zal niet lang meer duren, mijn Vader telt de uren. In de grootste nood kreeg ik woensdagmorgen: Ik steun op God, mijn Toeverlaat, dies heb ik niets te vrezen. Ik mocht gesterkt opstaan en naar Gods huis gaan. O, die grote steun in Christus.’ 6 Op nieuwjaarsdag 1936 schreef Mientje aan Roest en zijn vrouw dat ze mocht geloven dat de Heere in de bangste tijden toch nog met Zijn Geest zou werken. ‘Zaterdagavond gaf de Heere licht in mijn ziel over de ernst der tijden en de zware oordelen Gods. Maar o, we deden niets dan roepen: Heere, nu is de nood zo groot en nu heeft de ganse kerk geen nood, o mocht U ons tezamen in de nood brengen. Het zal zo bang op aarde worden. Maar zolang de verloren zoon de zwijnendraf nog niet geweigerd werd, stond hij nog niet op en beleed zijn schuld niet. Ik riep maar: Volk, lieve volk, hoe lang zullen wij het nog volhouden? O, die bittere zielesmart. Maar daar beloofde de Heere, dat Hij over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zou uitstorten dien Geest der genade en der gebeden. O, dat deed ons weer lopen met des Heeren beloften naar de Heere. Ja, we mochten dit geloven, dat de Heere op Zijn tijd, in de bangste tijden, dit doen zal. O neen, het zal wel niet makkelijk voor ons worden, maar het ligt zo in onze ziel: Want God was aan mijn

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==