9789033130250

12 – Dag 1 – Ik zal u voorbijgaan Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan. Exodus 12:13b D eHeere heeft Egypteland geslagenmet vele plagen. Farao en zijn volk hebben echter niet naar het bevel van de Heere geluisterd. Het volk Israël mag niet trekken. Tenslotte moet Mozes de tiende plaag aankondigen. Een ontzaglijk oordeel zal gaan over Egypteland. Ook het volk van Israël bevindt zich in Egypte. Het is dus eveneens in grote nood. Maar dan zegt de Heere dat Hij aan dit volk voorbij zal gaan. Hij zal het volk sparen. Hij zal het verlossen uit deze grote nood. Israël ontvangt de instelling van het Pascha. Het Pascha is de boodschap van Gods reddende genade: ‘Ik zal ulieden voorbijgaan.’ Wie gaat de Heere voorbij? Wie worden er gespaard? Zijn dat mis- schien mensen die het er goed afbrengen, die zonder zonden zijn? Het volk van Israël wordt gespaard. Van dat volk valt niet veel goeds te zeggen. Het is een zondig volk. Het volk is beslist niet beter of anders dan de Egyptenaren. Dat bleek tijdens de woestijnreis. De Heere moet klagen over dit volk: ‘Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeftMijner niet gewild’ (Ps. 81:12).Het volk is ook strafwaardig. De zonde stelt schuldig. God kan de zonde niet door de vingers zien. Het recht van God eist dat de zonde gestraft wordt. Rechtvaardig is Egypte gestraft vanwege ongehoorzaamheid aan Gods eis. Ook Israël is strafwaardig voor God. Zondeschuld en zondestraf is het deel van het gevallen Adams-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==