9789033130236

20 zelfde thema verschenenwas, namelijk Het geloof in deszelfs aard en vrugt verklaard van Isaäc de Leeuw, dat twee jaar na de dood van deze Rotterdamse predikant werd uitgegeven.Een van de preken vanDe Leeuwberustte overigens op plagiaat. Hij was letterlijk overgenomen van de Amsterdamse voorganger Jan Wagenaar. Evenals bij De Leeuw is een aantal verhandelingen van Avinck geënt op de nieuwe, Engelse preekmethode, die in ons land werd gepropageerd door Ewald Hollebeek, hoogleraar te Leiden. In de nieuwe preekmethode werd eerst de tekst kort en bondig verklaard, vervolgens werd de hoofdgedachte uit de tekst afgeleid en behandeld, en ten slotte sprak men over de godsdienstige strekking. Inhoudelijk kenmerken de verhandelingen van Avinck zich door een sterke nadruk op de bereidwilligheid vanChristus omook demeest verdorven zondaren zalig te maken. Het is niet zonder betekenis dat Avinck enkele malen expliciet naar de Erkines verwijst: het onvoorwaardelijk karakter van de verhandelingen van Avink herinnert aan de prediking van de Erskines. Ook op andere punten is er sprake van verwantschap met de Schotten: het onderscheid in algemene (absolute) en voorwaardelijke (conditionele) beloften, en het onderscheid in het oogmerk tussen de Belover en de beloften. Comrie Avinck behoorde tot de persoonlijke vrienden van Comrie. Het is niet moeilijk omelementen uit de prediking vanComrie in de verhandelingen terug te vinden, zoals de onderscheiding tussen echt geloofsvermogen en de geloofsdaad. In de pennenstrijd over de zekerheid van het geloof sloot Avinck echter meer aan bij Van der Groe. Toen er een heruitgave van Comries Catechismusverklaring kwam, vroegen de uitgevers Avinck om een voorbericht. Avinck geeft daarin aan dat hij het inhoudelijk met Comrie en Brahé eens is, hoewel hij van mening is dat sommige dingen wel wat te scherp zijn geformuleerd. ‘Maar wie Comrie kende, vergeeft dat de Schot allicht’, zegt Avinck. Hij schrijft over zijn vriend: ‘Iedereen, die zijn gemeenzame omgang genoten heeft, weet dat hij anders van een goedhartige en liefderijke inborst was, en zijn grootste vermaak daarin stelde, dat hij zijnmedemens dadelijke bewijzen van liefde en vriendschap geven mocht.’ In deze voorrede neemt Avinck eveneens nadrukkelijk afstand van het achttiende-eeuwse tolerantie-denken. In dezelfde tijd raakte Avinck mogelijk verwikkeld in een kerkelijk dispuut over het aanbod van genade. Dat ontstond in 1774, tenminste als Avinck inderdaad

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==