9789033130045

- 19 - heeft een klein gaatje ontdekt in een van de kleden. Daar kunnen ze mooi door- heen gluren. Er komen steeds meer men- sen. ‘Tsjonge,’ fluistert Jan. ‘Waar komen al die afgescheidenen ineens vandaan?’ ‘Stil ...’ waarschuwt Huibert. ‘Ik hoor wat ... heel dichtbij!’ Plotseling zitten ze alledrie recht over- eind. Er klimt iemand op de wagen! En dan ... een dreun. De wagen schudt heen en weer. ‘Wat zullen we nou hebben?’ fluistert Jan zenuwachtig. Maar Huibert geeft hem een por en kijkt hem kwaad aan. Waarschuwend houdt hij zijn vinger voor z’n lippen. Hun har- ten bonzen. Er staat nu iemand op de wagen en ze horen geritsel. Het lijkt wel of er bladzijden worden omgeslagen. En dan begrijpen ze het. Die dreun was natuurlijk van de grote Statenbijbel die op de lessenaar werd neergelegd. Thuis hebben ze ook zo’n oude Statenbijbel. En nu zoekt die man op de wagen het hoofd- stuk op dat straks wordt voorgelezen, net zoals in de kerk. Door het gaatje zien ze dat er nu heel veel mensen in het weiland staan. Misschien wel een paar duizend. De vrienden wor- den weer wat rustiger. Gelukkig zijn ze niet ontdekt. Het gaat goed zo! Ze houden hun adem in als er eindelijk iemand begint te praten. ‘Laten we beginnen met het zingen van ...’ Hé, die stem kennen ze. Dat is niet de dominee, maar Hendrik Barendregt. Natuurlijk, die zit in de kerkenraad van de afgescheidenen. Hij leest een hoofd- stuk uit de Bijbel. De vrienden kijken elkaar eens aan. Straks zal de dominee beginnen. Dan kunnen ze natuurlijk niet meteen hun plan uitvoe- ren. Want hij zal eerst wel gaan bidden en nog een keer laten zingen. Maar dan ... Ze wrijven zich in hun handen van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==